Beschrijving
J.S. Bach is misschien wel het grootste muzikaal genie dat de Westerse cultuur heeft voortgebracht. Liters inkt zijn aan de grootmeester en zijn muziek gewijd, en de opnamen en concerten van zijn werk zijn overvloedig en verscheiden. Een concert waarop Bachs genie in al zijn veelzijdigheid door een blokfluitensemble wordt vertolkt echter, dat is een absolute primeur. Bewerkingen van expressieve koralen, levendige italianiserende concerti, fantasierijke preludes en fuga’s en een indrukwekkende passacaglia: alles herschreven en bewerkt naar vier blokfluiten.
J.S. Bach heeft weinig voor de blokfluit gecomponeerd. Het is de enige fout die FRQ deze geniale toondichter kan aanwrijven. Hij schreef de blokfluit wel voor in een twintigtal cantates, de Mattheuspassie, twee Brandenburgse concerti en een Magnificat. Ontroerend mooi is zijn Actus Tragicus “Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit”, in een ongewone combinatie van twee blokfluiten, twee gamba’s, solostemmen en continuo.
J.S. Bach had een grote voorliefde voor het orgel, de koningin der instrumenten. Hij legde meer dan diehonderd kilometer te voet af om zijn mentor en inspirator, de Duitse organist Dietrich Buxtehude, te ontmoeten. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat veel werken die u in dit programma hoort initieel voor orgel werden geschreven. Hoewel een blokfluitconsort enigszins de klank van een orgel oproept, is het niet evident om met vier blokfluiten de grootsheid van dit instrument te imiteren. Daartegenover staat dat een versie voor vier blokfluiten wint aan charme, transparantie en virtuositeit: elke stem krijgt meer eigenheid en onafhankelijkheid. Vier persoonlijkheden, vier individuen smelten als het ware samen tot één speler.
J.S. Bachs muziek is volmaakt en onovertroffen. De orgelvirtuoos Reincken was uitermate verheugd toen hij op hoogbejaarde leeftijd Bach ontmoette: “Ik dacht dat de fuga- en improviseerkunst uitgestorven was, maar ik zie dat ze in u nog voortleeft”. Een uitspraak die getuigt van grote bewondering, waardering en erkenning uit de mond van een groot kenner. En toch werd Bachs muziek door een aantal tijdgenoten slecht verteerd. Voor velen klonken zijn composities als een uitbarsting van dissonanten en chromatiek, met ongehoorde bastonen en te snelle ritmes. Zijn improvisaties vonden zij wild, stoutmoedig en vol harmonische puzzels met (te) verregaande modulaties. Bij een orgelwedstijd in Hamburg eindigde Bach slechts derde, na Telemann en Graupner. De eerste Bachbiografie verscheen pas 100 jaar na zijn dood. Onbegrijpelijk toch?
J.S. Bach is het hoogtepunt van een contrapuntische traditie. Nagenoeg al Bachs composities neigen naar het fugatische; elke compositie (of het nu een pretentieloos danswijsje of plechtig koraal is) lijkt hij uit te werken tot een fuga. Het hoogtepunt is ongetwijfeld zijn laatste compositie Die Kunst der Fuge, die Bach toont als dé grote architect van een muzikale constructie met vier perfect gelijkwaardige stemmen en als een inventief schilder, die met één thema het hele kleurenpalet aansnijdt.
Flanders Recorder Quartets bewondering voor J.S. Bach is mateloos. Vijftien jaar hebben we gewacht eer we een opname van zijn werken aandurfden. Of Bach met onze benadering zou instemmen? Het is een feit dat Bach zelf er niet voor terugdeinsde om bewerkingen te maken van composities die hem interesseerden (denk maar aan Vivaldi’s opus 3). Voor het overige moet deze vraag onbeantwoord blijven. Zelf vinden wij zijn muziek zo rijk en geniaal, zo perfect van opbouw, dat de bezetting van ondergeschikt belang wordt. Bachs taal is de perfecte weerspiegeling van het genie waaraan zij ontsproot; vitaal, evenwichtig, energiek, stuwend, poëtisch, religieus, fantasierijk, retorisch, emotioneel, innig, symbolisch, persoonlijk…